samenhokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  samenhokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsamə(n)ˌhɔkə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • sa·men·hok·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samenhokken
hokte samen
samengehokt
zwak -t volledig

Werkwoord

samenhokken

  1. inergatief dicht op elkaar wonen
  2. inergatief (informeel) ongetrouwd samenwonen

Gangbaarheid

  • Het woord samenhokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.