scalair
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: scalair (hulp, bestand)
- IPA: / skaˈlɛːr / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- sca·lair
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scalair | scalairen |
verkleinwoord | scalairtje | scalairtjes |
Zelfstandig naamwoord
de scalair m
- (wiskunde) een getal dat alleen een grootte heeft en niet zoals een vector richtingscomponenten
Synoniemen
- scalar
Antoniemen
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | scalair | scalairder | scalairst |
verbogen | scalaire | scalairdere | scalairste |
partitief | scalairs | scalairders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
scalair
- alleen een maat aangevend in getalvorm
- Twee vectoren hebben een scalair product.
Antoniemen
- vectorieel
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord scalair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scalair" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ scalair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.