schooier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schooier    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • schooi·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van schooien met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord schooier schooiers
verkleinwoord schooiertje schooiertjes

Zelfstandig naamwoord

deschooierm

  1. een landloper
    • Daar liepen een paar schooiers. 
  2. een deugniet
    • Wat een schooiertje ben je toch! 
  3. een bedelaar
    • Er zaten een aantal schooiers in die steeg. 

Gangbaarheid

  • Het woord schooier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.