schuldig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schuldig    (hulp, bestand)
Uitspraak
  • IPA: /ˈsxʏldəx/ (2 lettergrepen); /'sxɵldəx
Woordafbreking
  • schul·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schuldigschuldigerschuldigst
verbogen schuldigeschuldigereschuldigste
partitief schuldigsschuldigers-

Bijvoeglijk naamwoord

schuldig

  1. (juridisch) verantwoordelijk voor een laakbaar/strafbaar feit
    • Hij was schuldig aan deze vreselijke moord. 
  2. (financieel) verschuldigd
    • U blijft dat bedrag schuldig. 
  3. verplicht
     Dat een iegelijk schuldig is zich bij de ware Kerk te voegen[2]
Uitdrukkingen en gezegden

[2]

  • Het antwoord schuldig blijven/zijn
Een bepaald antwoord nog moeten geven

Bijwoord

schuldig

  1. verantwoordelijk voor een laakbaar/strafbaar feit
     Hoewel ik als vader niet veel had kunnen doen, aangezien ze dit proces vooral met haar vriendinnen verwerkte, voelde ik me toch schuldig dat ik er niet voor haar was op dit indrukwekkende moment in haar jonge leven.[3]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schuldig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. schuldig op website: Etymologiebank.nl
  2. Weblink bron “Nederlandse Geloofsbelijdenis” (1562), artikel 28
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.