schuw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schuw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxyu/
Woordafbreking
  • schuw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schuwschuwerschuwst
verbogen schuweschuwereschuwste
partitief schuwsschuwers-

Bijvoeglijk naamwoord

schuw

  1. geneigd om bepaalde zaken te vermijden
  2. geneigd te vluchten
  3. bang
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
schuwen

schuw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuwen
    • Ik schuw. 
  2. gebiedende wijs van schuwen
    • Schuw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuwen
    • Schuw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.