shopper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  shopper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • shop·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord shopper shoppers
verkleinwoord shoppertje shoppertjes

Zelfstandig naamwoord

deshopperm

  1. grote boodschappentas of boodschappenwagentje
  2. iemand die shopt
Hyponiemen
  • [2] cybershopper, teleshopper
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord shopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.