sinjoorke

Niet te verwarren met: Sinjoorke

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sinjoorke    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɪˈɲorkə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • sin·joor·ke
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sinjoorke
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetsinjoorkeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sinjoor
     Hoe heet jij?’
    ‘Joris.’
    ‘En verder?’
    In die tijd vond ik het nog belangrijk om te weten uit wat voor familie iemand kwam. Hij wierp het hoofd in de nek en schaterde.
    ‘Verder niks. Mijn vader is de blauwe hemel daarboven, mijn moeder de warme bruine aarde. Soms, als de schipper een goeie bui heeft, noemt-ie me het sinjoorke.’
    Dat kon ik me voorstellen. Met zijn donkere ogen en zwarte haren had hij iets zuidelijks over zich.
    [1]
Afgeleide begrippen
  • Opsinjoorke

Gangbaarheid

  • Het woord 'sinjoorke' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron Gearchiveerde versie “Stad in de storm”, voorbeeldtekst (1979), Lemniscaat, Rotterdam, ISBN 9789060693971, p. 12
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.