slop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slop    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • slop
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘steeg’ voor het eerst aangetroffen in 1381 [1]
  • Afgeleid van de werkwoordstam van sluipen.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord slop sloppen
verkleinwoord slopje slopjes

Zelfstandig naamwoord

hetslopo

  1. een voetgangerssteegje of stoepgangetje tussen woningen
    • Er is maar een nauw slopje tussen ons huis en dat van de buren. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord slop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.