smalheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  smalheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • smal·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van smal met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord smalheid smalheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

desmalheidv [1]

  1. het klein zijn; het niet breed zijn
    • Aan de smalheid van de weg wordt niets gedaan. De N36 is de beruchte weg tussen Almelo en de Witte Paal bij Ommen. In zeven jaar tijd verongelukten daar dertien mensen. [2] 
    • Hoewel ik zijn roep om eenduidigheid herken, verbaast mij de smalheid van zijn Bijbelse argumentatie. Zouden vroegere partijbesturen echt niet door hebben gehad dat deze teksten over het spreken in de kerk gingen? Uiteraard wel! Zij waren er echter terecht van overtuigd dat het uitgangspunt áchter deze teksten niet slechts tot de kerk beperkt kon blijven. [3] 
    • EK toont smalheid nationale zwemtop: Sharon van Rouwendaal hield de Nederlandse ploeg bij de EK een spiegel voor. Haar medailles komen vooral uit krachttraining en oneindig veel kilometers zwemmen. Veel ingewikkelder is het niet. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'smalheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.