smokkel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: smokkel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsmɔkəl / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- smok·kel
Woordherkomst en -opbouw
- zn: naamwoord van handeling van smokkelen ww (zonder -en) [1]
- ww: smokkelen ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smokkel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de smokkel m
- wederrechtelijk vervoer van goederen over een grens om heffingen of beperkende regels te ontduiken
Hyponiemen
- drugssmokkel, mensensmokkel, wapensmokkel, xtc-smokkel
Afgeleide begrippen
- smokkelen, smokkelhandel, smokkelklompje, smokkelwaar
Werkwoord
vervoeging van |
---|
smokkelen |
smokkel
Gangbaarheid
- Het woord smokkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smokkel" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.