smokkel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  smokkel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsmɔkəl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • smok·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord smokkel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

desmokkelm

  1. wederrechtelijk vervoer van goederen over een grens om heffingen of beperkende regels te ontduiken
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
smokkelen

smokkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smokkelen
    • Ik smokkel. 
  2. gebiedende wijs van smokkelen
    • Smokkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smokkelen
    • Smokkel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord smokkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.