sneb
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sneb (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sneb
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sneb | snebben |
verkleinwoord | snebje | snebjes |
Zelfstandig naamwoord
de sneb v / m
- snavel
- (scheepvaart) puntige voorsteven van een schip uit de (voor)Romeinse tijd voornamelijk gebruikt om andere schepen te rammen
Synoniemen
Hyponiemen
- arendsneb
Afgeleide begrippen
- snebschuit
Gangbaarheid
- Het woord sneb staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sneb" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "sneb" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sneb op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.