sofa

Niet te verwarren met: sofà, sofá

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sofa    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • so·fa
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1698 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sofa sofa's
verkleinwoord sofaatje sofaatjes

Zelfstandig naamwoord

desofam

  1. (meubel) een gestoffeerde zitbank met een rugleuning
    • Het kind had per ongeluk cola over de gloednieuwe sofa gegooid. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sofa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  sofa (VS)    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

sofa

  1. (meubel) sofa

Frans

Uitspraak
  • Geluid:
  • IPA:
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  sofa     le sofa     sofas     les sofas  

Zelfstandig naamwoord

sofa m

  1. (meubel) sofa

IJslands

Uitspraak
  • IPA: /ˈsɔːva/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse sofa.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
sofasvafsváfumsofið
volledig

Werkwoord

sofa

  1. slapen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈsufɑ /, / ˈsuːfɑ /
Woordafbreking
  • so·fa
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Arabisch
Naar frequentie 8853
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sofa     sofaen     sofaer     sofaene  
genitief   sofas     sofaens     sofas     sofaenes  

Zelfstandig naamwoord

sofa, m

  1. (meubel) bank, canapé , ligbank, rustbank, sofa, zitbank
Hyperoniemen
  • møbel
  • sittemøbel

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈsufɑ /, / ˈsuːfɑ /
Woordafbreking
  • so·fa
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Arabisch
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sofa     sofaen     sofaar 
  sofaer  
  sofaane 
  sofaene  

Zelfstandig naamwoord

sofa, m

  1. (meubel) bank, canapé , ligbank, rustbank, sofa, zitbank
Hyperoniemen
  • møbel
Afgeleide begrippen
  • sovesofa

Oudnoords

Werkwoord

sofa

  1. slapen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.