sollen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sollen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sol·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘heen en weer trekken’ voor het eerst aangetroffen in 1655 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sollen
solde
gesold
zwak -d volledig

Werkwoord

sollen [3]

  1. overgankelijk met volstrekte willekeur of respectloos behandelen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Niet met zich laten sollen
Iets niet nemen, iets niet over zijn kant laten gaan
Hyponiemen
  • afsollen, versollen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

desollenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sol

Gangbaarheid

  • Het woord sollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  sollen    (hulp, bestand)
  • IPA: [ˈzɔlən]
Woordafbreking
  • sol·len
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sollen
[ˈzɔlən]
sollte
[ˈzɔltə]
gesollt
[ɡəˈzɔlt]
volledig

Werkwoord

sollen

  1. modaal werkwoord moeten
    «Was soll ich mitbringen?»
    Wat moet ik meenemen?
  2. modaal werkwoord kunnen
    «Ich weiß nicht, wie ich Ihnen danken soll
    Ik weet niet hoe ik u kan danken.

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnederlandse sulon/sculon[1]

Werkwoord

sollen

  1. hulpwerkwoord: hulpwerkwoord van de toekomende tijd
Synoniemen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.