sparkle

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  sparkle (VK)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈspɑːkəl/
Woordafbreking
  • spar·kle
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs to  sparkle 
he/she/it  sparkles 
verleden tijd  sparkled 
voltooid
deelwoord
 sparkled 
onvoltooid
deelwoord
 sparkling 
gebiedende wijs  sparkle 

Werkwoord

sparkle

  1. onovergankelijk fonkelen, glinsteren, glitteren
    «Her brand new bike sparkled in the sunlight.»
    Haar gloednieuwe fiets fonkelde in het zonlicht.
  2. onovergankelijk sprankelen, levendig/opgewekt zijn


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡspɑrklə/
Woordafbreking
  • spark·le
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van sparkel.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sparkle
sparkler
sparklet
sparkla
sparklet
sparkla
Klasse 1 zwak

Werkwoord

sparkle

  1. overgankelijk, (bouwkunde) plamuren
    «Vegger blir sparklet og malt, mens gulv får vinylbelegg.»
    De muren zijn geplamuurd en geschilderd, terwijl de vloeren een vinylcoating krijgen.
Synoniemen
  • jevne
Afgeleide begrippen
  • sparkling
Verwante begrippen


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡspɑrklə/
Woordafbreking
  • spark·le
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van sparkel.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sparkle
sparklar
sparkla
sparkla
Klasse 1 zwak

Werkwoord

sparkle

  1. overgankelijk, (bouwkunde) plamuren
Synoniemen
  • jamne
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.