bouwkunde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bouwkunde (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑukʏndə / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- bouw·kun·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw ww en kunde zn
Zelfstandig naamwoord
de bouwkunde v [1]
- (wetenschap), (techniek) de leer van het bouwen van alles wat voor bewoning of huisvesting van mensen en hun bedrijvigheden bedoeld is
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. (wetenschap)
Gangbaarheid
- Het woord bouwkunde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwkunde" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.