spitsen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spitsen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spit·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spitsen
spitste
gespitst
zwak -t volledig

Werkwoord

spitsen

  1. scherp maken
    • spitsen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • de oren spitsen
heel goed luisteren
  • Toen, plotseling, hoorden zij allen tegelijk het geschreeuw van de menigte, die verzameld was voor het Raadhuis. Zij spitsten de oren en hieven de Penselen op.[1]


Zelfstandig naamwoord

despitsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spits

Gangbaarheid

  • Het woord spitsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 94
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.