sprake

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sprake    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spra·ke

Zelfstandig naamwoord

sprake

  1. datief vrouwelijk  van spraak, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
  • ter sprake
  • geen sprake van
iets dat niet van toepassing is
  Er is immers geen sprake van verlies, echtscheiding of overlijden en verder weten we allebei dat we elkaar na een x aantal maanden weer zullen zien. [1] 
 Er kon geen sprake van zijn dat ze haar kleine woonkamer op de benedenverdieping binnen konden gaan, laat staan de keuken, met opluchting stelde hij vast dat het symbolische theedrinken al een gepasseerd station was omdat ze direct naar de slaapkamer boven gingen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord sprake staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Fries

Zelfstandig naamwoord

sprake

  1. taal

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnederlandse sprāca dat weer het naamwoord van handeling van spreken is.

Zelfstandig naamwoord

sprake

  1. spraak, taal

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

sprake

  1. taal
Schrijfwijzen
Synoniemen

Meer informatie

Meer informatie

Sallands

Zelfstandig naamwoord

sprake

  1. taal
Schrijfwijzen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.