sprokkelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sprokkelaar    (hulp, bestand)
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • sprok·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sprokkelaar sprokkelaars
verkleinwoord sprokkelaartje sprokkelaartjes

Zelfstandig naamwoord

desprokkelaarm

  1. iemand die sprokkelt
  2. (dierkunde) larve van de kokerjuffer, die stukjes hout, biezen e.d. verzamelt
  3. (zangvogels) Anumbius annumbi  een zangvogel uit de familie Furnariidae  (ovenvogels). Deze soort komt voor op de savannen van Paraguay tot zuidelijk Brazilië, Uruguay en centraal Argentinië
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • sprokkelaarster

Gangbaarheid

  • Het woord sprokkelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.