spui

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spui    (hulp, bestand)
  • IPA: /spʌy/
Woordafbreking
  • spui
enkelvoud meervoud
naamwoord spui spuien
verkleinwoord spuitje spuitjes

Zelfstandig naamwoord

hetspuio

  1. uitlaat of sluis voor de verwijdering van overtollig water

Werkwoord

vervoeging van
spuien

spui

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spuien
    • Ik spui. 
  2. gebiedende wijs van spuien
    • Spui! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spuien
    • Spui je? 

Gangbaarheid

  • Het woord spui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.