stabiliseren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stabiliseren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sta·bi·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘duurzaam maken’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • afgeleid van het Franse stabiliser met het achtervoegsel -iseren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stabiliseren
stabiliseerde
gestabiliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

stabiliseren

  1. overgankelijk stabiel maken, bestendigen
    • De toestand van de patiënt werd met medicijnen gestabiliseerd. 
  2. ergatief stabiel worden
    • De toestand stabiliseerde de volgende dag. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stabiliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.