stadig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stadig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sta·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van staan met het achtervoegsel -ig [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen stadigstadigerstadigst
verbogen stadigestadigerestadigste
partitief stadigsstadigers-

Bijvoeglijk naamwoord

stadig [2]

  1. voortdurend en in hetzelfde tempo, aanhoudend
Afgeleide begrippen
  • stadigheid

Gangbaarheid

  • Het woord stadig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

stadig

  1. langzaam

Deens

Uitspraak
  • IPA: /staːdi/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse stǫðugr.
  • Deens woord met het achtervoegsel -ig.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud stadig mere stadig mest stadig
o enkelvoud stadigt
meervoud stadige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
stadige mere stadig mest stadig

Bijvoeglijk naamwoord

stadig

  1. constant
  2. gevestigd
  3. doorlopend

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.