stadium

Niet te verwarren met: stadion

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stadium    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sta·di·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tijdperk’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
  • van het Latijn met het achtervoegsel -ium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stadium stadia
stadiums
verkleinwoord stadiumpje stadiumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetstadiumo

  1. een fase in een ontwikkelingsproces
    • Een nieuw stadium in de menselijke evolutie. 
  2. een lengtemaat uit de Griekse oudheid
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stadium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.