stain
Engels
Uitspraak
- IPA: /steɪn/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
stain | stains |
Zelfstandig naamwoord
stain
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to stain |
he/she/it | stains |
verleden tijd | stained |
voltooid deelwoord |
stained |
onvoltooid deelwoord |
staining |
gebiedende wijs | stain |
Werkwoord
stain
- overgankelijk besmeuren, bevlekken
- overgankelijk, (materiaalkunde) beitsen
Gronings
Woordafbreking
- stain
Zelfstandig naamwoord
stain
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.