stiefzoon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stiefzoon    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstifson/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • stief·zoon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zoon uit eerder huwelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van zoon met het voorvoegsel stief-
enkelvoud meervoud
naamwoord stiefzoon stiefzonen, stiefzoons
verkleinwoord stiefzoontje stiefzoontjes

Zelfstandig naamwoord

destiefzoonm

  1. mannelijk kind uit een eerder huwelijk van de echtgenoot
    • Zijn stiefzoon hield net zoveel van tennis als zijn beide dochters. 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord stiefzoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.