stikker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stikker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stikker stikkers
verkleinwoord stikkertje stikkertjes

Zelfstandig naamwoord

destikkerm

  1. (beroep) iemand die stikt
  2. (beroep) een veensteker
Hyponiemen
  • goudstikker, houtstikker, kwaliteitsstikker, mattenstikker
Afgeleide begrippen
  • stikkersplank

Gangbaarheid

  • Het woord stikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • stik·ker

Werkwoord

stikker

  1. tegenwoordige tijd van stikke

Noors

Woordafbreking
  • stik·ker

Werkwoord

stikker

  1. tegenwoordige tijd van stikke
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.