stoker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stoker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sto·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoker stokers
verkleinwoord stokertje stokertjes

Zelfstandig naamwoord

destokerm

  1. (beroep) iemand die het onderhouden van een vuur als beroep heeft
  2. kwaadspreker
  3. storm
  4. de achterste rijder op een tandem
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • stokerskramp, stokersmastelle, stokerswater

Gangbaarheid

  • Het woord stoker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.