stollen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stollen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɔlə(n)/
Woordafbreking
  • stol·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stremmen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stollen
stolde
gestold
zwak -d volledig

Werkwoord

stollen

  1. ergatief overgaan van een vloeibare naar een vaste toestand
    • Als lava eenmaal uit de vulkaan gestuwd is, stolt het. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

destollenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stol

Gangbaarheid

  • Het woord stollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • stol·len
Naar frequentie zeldzaam

Zelfstandig naamwoord

stollen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stoll


Nynorsk

Woordafbreking
  • stol·len

Zelfstandig naamwoord

stollen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stoll
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.