straff

Niet te verwarren met: straf, Strafe

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  straff    (hulp, bestand)
  • IPA: / straf: /
Woordafbreking
  • straff
Naar frequentie 2478
straffs enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     straff     straffet     straff     straffen  
  genitief     straffs     straffets     straffs     straffens  

Zelfstandig naamwoord

straff o

  1. (maatschappij) straf
  2. (juridisch) straf
  3. (religie) straf
  4. (spel) tijdstraf
  5. (voetbal) strafschop, penalty
Synoniemen
  • [1-4]: bestraffning
  • [1-4]: sanktion
  • [5]: straffspark
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

straff

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van straff
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.