stretcher

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stretcher    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stret·cher
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vouwbed’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
  • uit het Engels [2]
  • Naamwoord van handeling van stretchen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord stretcher stretchers
verkleinwoord stretchertje stretchertjes

Zelfstandig naamwoord

destretcherm

  1. een lichtgewicht bed met demontabele of opklapbare poten en een opvouwbaar skelet
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord stretcher staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.