strubbeling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  strubbeling    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstrʏbəlɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • strub·be·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van strubbelen met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord strubbeling strubbelingen
verkleinwoord strubbelingetje strubbelingetjes

Zelfstandig naamwoord

destrubbelingv

  1. ruzie of tegenwerking die te maken heeft met dingen die gedaan (moeten) worden
    • De enige strubbeling is het geplande oefenduel van zaterdag. PSV zou spelen tegen FK Decic, maar de club uit Montenegro bleek zijn vluchten niet op tijd te hebben geboekt, waardoor de helft van de ploeg niet op tijd op Malta zou zijn. [3]
    • Financieel was 2016 een goed jaar voor Air France-KLM. Maar dat kan de interne strubbelingen niet verhullen. [4]
Opmerkingen

Gangbaarheid

  • Het woord strubbeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.