stuik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stuik    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stuik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stuik stuiken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

destuikm

  1. einde van balken of planken voor een lasverbinding
  2. geheel van graanschoven die tegen elkaar geplaatst zijn
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
stuiken

stuik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuiken
    • Ik stuik. 
  2. gebiedende wijs van stuiken
    • Stuik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuiken
    • Stuik je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stuik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.