sufheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sufheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsʏfhɛit/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • suf·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sufheid sufheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

desufheidv

  1. door uitputting of aandoening minder alert zijn, slaperigheid
  2. sloomheid, traagheid van begrip en handelen
  3. eentonigheid, saaiheid

Gangbaarheid

  • Het woord sufheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.