supinum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  supinum    (hulp, bestand)
  • IPA: /syˈpinʏm/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • su·pi·num
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord supinum supina
verkleinwoord supinumpje supinumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetsupinumo

  1. (taalkunde) de zelfstandig gebruikte verbogen infinitief in het Latijn; ook verbaal substantieve wijs genoemd; in tegenstelling tot het gerundium is de tijd toekomend
    • Supina vertaalt men doorgaans met 'om te' + infinitief. 
  2. (taalkunde) de voltooid tegenwoordige tijd van Zweedse werkwoorden

Gangbaarheid

  • Het woord 'supinum' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / sɵpˈiːnˌɵm /
Woordafbreking
  • su·pi·num
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan de Laatlatijnse bijvoeglijknaamwoordsvorm supinum [van supinus, -a, -um], dat van het Latijnse werkwoord supinare [=achteroverleunen] komt
Naar frequentie zeldzaam
supinums enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     supinum     supinum
supinumet  
  supiner     supinerna  
  genitief     supinums     supinums
supinumets  
  supiners     supinernas  

Zelfstandig naamwoord

supinum, o

  1. (grammatica) supinum, een werkwoordsvorm die in het Zweeds eindigt met "t" en samen staat met "har" of "hade"

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

supinum

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van supinum
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.