surrogaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  surrogaat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sur·ro·gaat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vervangingsmiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Latijnse surrogatum met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord surrogaat surrogaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetsurrogaato [3]

  1. vervangingsmiddel van mindere kwaliteit
Hyponiemen
  • botersurrogaat, houtsurrogaat, koffiesurrogaat, suikersurrogaat, theesurrogaat
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord surrogaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.