syntagma
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: syntagma (hulp, bestand)
Woordafbreking
- syn·tag·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | syntagma | syntagma's syntagmata |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het syntagma o
- (taalkunde) een betekenisvolle opeenvolging van woorden in de vorm van een zinsdeel of hele zin
- Tussen het kledingstuk of de haarlok en de vijand bestaat een relatie die te vergelijken is met die welke voorkomt tussen de woorden in een syntagma: zij horen bij elkaar, bevinden zich in elkaars nabijheid.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- syntagmatisch, syntagmaplein
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord syntagma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "syntagma" herkend door:
30 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ syntagma op website: Etymologiebank.nl
- ↑ W. Bronzwaer, Lessen in lyriek. Sun, Nijmegen 1993
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.