tanden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tanden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tan·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tanden |
tandde |
getand |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
Hyponiemen
- aftanden, bliktanden, intanden, klappertanden, klippertanden, optanden, uittanden, watertanden
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
de tanden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tand
Uitdrukkingen en gezegden
- Met lange tanden eten.
geen honger hebben, ziek zijn
- Tot de tanden gewapend zijn.
extreem bewapend zijn
Gangbaarheid
- Het woord tanden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tanden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.