zaag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zaag (hulp, bestand)
- IPA: /zax/
Woordafbreking
- zaag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaag | zagen |
verkleinwoord | zaagje | zaagjes |
Zelfstandig naamwoord
de zaag v / m
- (gereedschap) een stuk gereedschap met een scherp getand metalen blad om voorwerpen in stukken te verdelen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een stuk gereedschap met een scherp getand metalen blad om voorwerpen in stukken te verdelen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zagen |
zaag
Gangbaarheid
- Het woord zaag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zaag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "zaag" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zaag op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.