tast

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tast    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɑst/
Woordafbreking
  • tast
enkelvoud meervoud
naamwoord tast -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detastm

  1. het zintuig van de aanraking, met name van de handen
    • Het was pikkedonker, maar hij vond zijn weg op de tast. 

Werkwoord

vervoeging van
tasten

tast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van tasten
  2. gebiedende wijs van tasten
vervoeging van
tassen

tast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Jij tast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Hij tast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tassen
    • Tast! 

Gangbaarheid

  • Het woord tast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.