tato

Woordafbreking

• ta·to

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Engels tattoo

Zelfstandig naamwoord

tato

1. tatoeage

Uitspraak

• IPA: /tatɔ/
• Geluid:  tato    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ta·to

Zelfstandig naamwoord

tato m

1. (familie) vader

Zelfstandig naamwoord

tato

1. vocatief enkelvoud van tata

Uitspraak

• IPA: /tatɔ/

Woordafbreking

• ta·to

Zelfstandig naamwoord

tato mbezield

1. (familie) vader

Uitspraak

• IPA: /tatɔ/

Woordafbreking

• ta·to

Aanwijzend voornaamwoord

tato

1. deze; vrouwelijk nominatief enkelvoud van tento

   «Tato kopie Windows není pravá.»

   Deze Windows-kopie is niet origineel.

2. deze; onzijdig nominatief meervoud van tento
3. deze; onzijdig accusatief meervoud van tento

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)

Zelfstandig naamwoord

tato

1. vocatief enkelvoud van tata