teint

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  teint    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • teint
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1680 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord teint
verkleinwoord teintje teintjes

Zelfstandig naamwoord

teint v/m en o

  1. de kleur die het gelaat heeft, gezichts- of huidskleur.

Gangbaarheid

  • Het woord teint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.