teleleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  teleleren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • te·le·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord teleleren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hettelelereno

  1. onderwijs volgen op afstand met behulp van de computer, televisie of radio
     Teleleren voor ziek kind mogelijk: Stefan Harms kan sinds woensdag vanuit het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht de lessen volgen van zijn eigen groep 7 op basisschool De Schakel in Apeldoorn. Voorheen kon dat niet.[2]
Synoniemen
  • telestuderen

Gangbaarheid

  • Het woord teleleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. teleleren op website: Etymologiebank.nl
  2. Weblink bron “Teleleren voor ziek kind mogelijk” (22-05-2008), Reformatorisch Dagblad
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.