tense
Engels
Uitspraak
- Geluid: tense (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /tɛns/
Woordherkomst en -opbouw
- [A] van Latijn tensus
- [B] via Middelengels tens en Oudfrans tens van Latijn tempus
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
tense | tenser | tensest |
Bijvoeglijk naamwoord
[A] tense
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to tense |
he/she/it | tenses |
verleden tijd | tenseed |
voltooid deelwoord |
tenseed |
onvoltooid deelwoord |
tenseing |
gebiedende wijs | tense |
Werkwoord
[A] tense
- overgankelijk spannen
- onovergankelijk gespannen raken, verstijven, verstrakken
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tense | tenses |
Zelfstandig naamwoord
[B] tense
Afgeleide begrippen
- continuous tense
- future tense
- past tense
- perfect tense
- present tense
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to tense |
he/she/it | tenses |
verleden tijd | tensed |
voltooid deelwoord |
tensed |
onvoltooid deelwoord |
tensing |
gebiedende wijs | tense |
Werkwoord
[B] tense
- overgankelijk (grammatica) vervoegen naar tijd, in een bepaalde tijd zetten
Gangbaarheid
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "tense" herkend door:
99 % | van de Amerikanen; |
99 % | van de Britten.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.