ticket

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ticket    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɪkət/ (2 lettergrepen) (Nederland, in België ligt de klemtoon op de laatste lettergreep)
Woordafbreking
  • tic·ket
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ticket tickets
verkleinwoord ticketje ticketjes
Belgisch-Nederlands enkelvoud meervoud
naamwoord ticket ticketten
verkleinwoord ticketje ticketjes

Zelfstandig naamwoord

hetticketo

  1. papier(tje) of digitaal document als bewijs dat je ergens recht op hebt, zoals toegang of deelname
  2. digitaal dossier voor afhandeling van een reparatieverzoek
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ticket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  ticket (VS)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
ticket tickets

Zelfstandig naamwoord

ticket

  1. toegangsbewijs
  2. bekeuring
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.