toiletteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toiletteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • toi·let·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toiletteren
toiletteerde
getoiletteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

toiletteren

  1. het toilet bezoeken
  2. het uiterlijk verzorgen, zich opknappen of opmaken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord toiletteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.