tongen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tongen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtɔŋə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ton·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tongen |
tongde |
getongd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
tongen
- inergatief tongzoenen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | tongen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de tongen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tong
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) familie Soleidae in de orde van de Platvissen (Pleuronectiformes )
Gangbaarheid
- Het woord tongen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tongen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ tongen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.