toros

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toros    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • to·ros
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Russisch
enkelvoud meervoud
naamwoord toros torossen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detorosm

  1. opeengestapelde ijsschotsen
Synoniemen
  • ijsheuvel

Gangbaarheid

  • Het woord toros staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
26 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.