trafiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trafiek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tra·fiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans: trafique
enkelvoud meervoud
naamwoord trafiek trafieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detrafiekv

  1. (verkeer) het transport van goederen, data, of personen
    • De netwerktrafiek neemt altijd maar toe. 
  2. een pre-industrieel veredelingsbedrijf, waar plantaardige of minerale grondstoffen, vaak van exotische herkomst, werden geraffineerd en/of gemengd (tot een melange)
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord trafiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
39 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.