tragiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tragiek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tra·giek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het treurige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1920 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tragiek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detragiekv

  1. het verdrietige, het treurige
    • De tragiek van deze ramp was dat de redding zo nabij was en toch iedereen is overleden. 

Gangbaarheid

  • Het woord tragiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.