trancheren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trancheren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tran·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in stukken snijden’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • afgeleid van het Franse trancher (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
trancheren
trancheerde
getrancheerd
zwak -d volledig

Werkwoord

trancheren [2]

  1. overgankelijk (huishouden) (kookkunst) in plakken of stukken snijden
     Daar op tafel, gebakken in bladerdeeg, lag dus twee kilo vlees te wachten tot het getrancheerd werd.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord trancheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.