treffer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  treffer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tref·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treffer treffers
verkleinwoord treffertje treffertjes

Zelfstandig naamwoord

detrefferm

  1. iets dat doel treft
     Even later tekende Lewandowski wel voor zijn tiende Champions League-treffer. Oud-Ajacied Maximilian Wöber ging het duel met de Poolse spits veel te lomp in, waarna Lewandowski zijn zelf verdiende strafschop snoeihard in de linkerhoek schoot: 1-0.[3]
  2. gelukkig toeval
  3. (informatica) resultaat van een zoekopdracht in een bestand
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord treffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. treffer op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Weblink bron “Bayern vernedert Salzburg met 7-1, Lewandowski is Haller voorbij na hattrick” (DI 8 MAART 2021), NOS
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Noors

Woordafbreking
  • tref·fer

Werkwoord

treffer

  1. tegenwoordige tijd van påtreffe

Nynorsk

Woordafbreking
  • tref·fer

Werkwoord

treffer

  1. tegenwoordige tijd van påtreffe
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.